De cijfers van impactvolle dance-evenementen in de openbare ruimte van Amsterdam

  • In 2019 waren er 51 dancefestivaldagen (op 43 kalenderdagen) in Amsterdam. In 2018 waren dat er 48. (beide exclusief op- en afbouwdagen)
  • In 2019 waren er in totaal 6% meer bezoekers toegestaan dan in 2018.
  • Van de bestaande dance-evenementen groeide 34% in 2019 met gemiddeld 43%.
  • Het nieuwe evenementenbeleid 2021 geeft ruimte aan in totaal 18 dagen dance-evenementen in Ruigoord, N1 en de Polderheuvel in Tuinen van West. In 2019 vonden er 13 plaats.

Ons onderzoeksrapport:

De burgemeester blijft in de raadsvergadering volhouden dat er sprake is van een exponentiële daling in het aantal evenementen, ook als het over dance-evenementen gaat.

Uit het verslag van de raadscommissievergadering op 10 maart 2021met name de geel en rood gemarkeerde passages op pagina 34 t/m 53 – blijkt dat de burgemeester uitgaat van een onrealistisch laag aantal evenementdagen en toezeggingen doet over termijnen die vervolgens nooit zijn nagekomen. Daardoor is de raad op het verkeerde been gezet. (Dit kan je ook terugzien op amsterdam.raadsinformatie.nl/vergadering/775478/RAAD%2010-03-2021 vanaf 2 uur 31 minuten of met dit audiofragment. Met de rekensom van de burgemeester komt het aantal evenementdagen uit op een getal beneden nul!)

De geschiedenis

Sinds 2018 hebben omwonenden van de Polderheuvel in Tuinen van West structureel overlast ervaren van grootschalige dance-evenementen, terwijl hun jarenlang werd verzekerd dat dergelijke evenementen niet op de Polderheuvel zouden plaatsvinden. In onze notitie over de wijze waarop omwonenden op afstand zijn gehouden met een notitie over wat er daarna gebeurde en in ons manifest lichten wij dit nader toe.

Wat ging er mis in 2021?

  • In 2018 en 2019 vonden er respectievelijk 48 en 51 dance-evenementdagen plaats, verdeeld over 38 en 37 dance-evenementen. Deze cijfers zijn feitelijk onderbouwd in het genoemde onderzoeksrapport.
  • Op 10 maart 2021 meldt de burgemeester aan de raadscommissie Algemene Zaken dat er slechts 40 tot 50 evenementdagen plaatsvinden, inclusief 10 dagen Kwaku en alle op- en afbouwdagen. Dit is te lezen in het hierboven genoemde verslag.
  • Echter, Kwaku is geen dance-evenement en hoort daarom inhoudelijk én cijfermatig niet in deze optelsom thuis.
  • Plus dat er 10 op- en afbouwdagen zijn toegestaan. Zelfs als we uitgaan van slechts 5 dagen op- en afbouw per evenement, leidt dit bij 37 evenementen al tot circa 185 op- en afbouwdagen.
  • Door evenementdagen en op- en afbouwdagen bij elkaar op te tellen, Kwaku mee te rekenen, en dan uit te komen op 40-50 dagen per jaar, presenteert de burgemeester bewust of onbewust een sterk vertekend beeld van de werkelijke situatie. De indruk wordt gewekt dat het aantal evenementen klein en beheersbaar is.
  • Daarmee wordt de raad gevraagd om – vanwege vermeende urgentie – de discussie uit te stellen en het voorstel zonder verder debat goed te keuren.
  • Volgens de berekening van de burgemeester gaat het om maximaal 40–50 dagen. Als wij dezelfde dezelfde rekenmethode van de burgemeester zouden hanteren gaat het om minimaal 225 dagen. Dit is een absurd groot verschil. Toch gaat de raad erin mee. De sector moet immers ‘gered’ worden – het belang wordt als te groot voorgesteld (en het aantal evenementen te klein) om ruimte te laten voor serieuze bezwaren.

Wat zijn de gevolgen?

Door het noemen van een veel te laag aantal dance-evenementen, werd de belangenafweging voor de gemeenteraad kunstmatig versimpeld. Een klein aantal evenementen lijkt immers onschuldig en verdraagt nauwelijks bezwaar – ‘ dat moet toch kunnen?’ Daardoor werd het besluit om op de locatie N1 alsnog weer evenementen toe te staan, én dance-evenementen op de Polderheuvel mogelijk te maken, gemakkelijk genomen. De raad werd nooit geconfronteerd met de werkelijke omvang van de overlast die bewoners zouden gaan ondervinden.

De burgemeester sprak ook nog over ‘10 locaties’, terwijl het in werkelijkheid om 15 à 16 locaties gaat.

Uit het voorgaande blijkt dat het aantal van maximaal 10 dagen dat de parken zijn afgesloten ook niet bekend was toen het besluit is genomen, en dat bij de belangenafweging niet is meegenomen hoe bezwaarlijk een afgesloten openbaar park is voor omwonenden, zeker in de voorjaar- en zomerperiode.

De gemeenteraad had noch de feitenkennis, noch de rekenkracht – en mogelijk ook niet de politieke wil – om de burgemeester te corrigeren en bewoners te beschermen tegen aanhoudende overlast. Ironisch genoeg erkende diezelfde burgemeester kort daarvoor zelf nog de overlast in Tuinen van West, inzake de onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving. Alle bezwaren tegen eerdere vergunningen zijn dan ook gegrond verklaard op basis van artikel 2.43, lid 1, sub f van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV).

De termijnen

Het raadsbesluit waarop bovenstaande gebaseerd is, zou volgens toezegging in diezelfde vergadering voor slechts één jaar geldig zijn (zie rode markeringen in het verslag). In werkelijkheid wordt dit besluit in 2025 nog steeds toegepast, met als gevolg dat omwonenden zelfs tot 2026 met de gevolgen worden geconfronteerd. Dit betekent dat de raad door gebrekkige informatie een beslissing heeft genomen met een impact van zeker vijf jaar, terwijl het als tijdelijk werd gepresenteerd.

De burgemeester gaf bovendien aan dat ‘de echte discussie’ in het najaar van 2021 zou plaatsvinden. Die discussie kwam er niet. Die vindt pas nu plaats, vier jaar later. Daarbij mag het onrechtmatige van het huidige locatieprofiel niet leiden tot een automatische voortzetting van die onrechtmatigheid.

Slotbeschouwing: bevoegdheidsverdeling, beleidsvrijheid en belangenafweging

Van belang is dat de burgemeester in 2021 zowel portefeuillehouder Evenementen was als bevoegd gezag op grond van de APV Amsterdam. Deze bevoegdheid is echter beperkt tot belangen van openbare orde, veiligheid en leefbaarheid (artikel 2.43 APV, in samenhang met artikel 172 Gemeentewet).

Desondanks heeft de burgemeester zich in de raadsvergadering van 10 maart 2021 uitgelaten over bredere beleidsmatige en economische aspecten, zoals het totaal aantal evenementen, het belang van de sector en de looptijd van het profiel. Deze overwegingen vallen buiten haar wettelijke bevoegdheid. Daarmee is het locatieprofiel tot stand gekomen op basis van een bevoegdheidsoverschrijding en een onjuiste belangenafweging.

Sinds 2022 ligt de portefeuille Evenementen bij een wethouder en daarmee bij het college. De vergunning die nu ter discussie staat bouwt echter nog altijd voort op het locatieprofiel van 2021. Het college heeft nagelaten deze beleidsbasis te heroverwegen of te corrigeren, ondanks signalen over de ondeugdelijke totstandkoming..

Mocht niet de burgemeeste maar het college formeel het locatieprofiel hebben vastgesteld, dan is het college ook verantwoordelijk voor de feitelijke en juridische onderbouwing ervan, inclusief de wijze waarop de raad is geïnformeerd. In dat geval had het college moeten waken voor onvolledige of onjuiste informatieverstrekking door de burgemeester.

Wij beoordelen daarom in deze de beleidsvrijheid die de burgemeester heeft uitgevoerd als ondeugdelijk en onbevoegd, en een zorgvuldige en evenwichtige belangenafweging de verzaakte plicht van het college.

Bewoners moeten vertrouwen kunnen houden in besluitvorming die hun leefomgeving ingrijpend beïnvloedt. Wat ons betreft is dat de kern van de participatie die Amsterdam op dit moment uitvoert over het nieuwe evenementenbeleid dat in 2026 gaat gelden.

2 april 2025, Frances de Waal

Zie ook ons artikel over de stukken van het Wob-besluit.